Geschillencommissie uitspraak 2019-02-10

Samenvatting
Onvoldoende aannemelijk dat sprake is van hard handling. De door verweerder jegens eiser getroffen maatregel moet ongedaan worden gemaakt.

Geschillencommissie
Nederlandse Vereniging
voor Belgische Herdershonden

DE COMMISSIE

1. De voorzitter van de geschillencommissie van de Nederlandse Vereniging voor Belgische Herdershonden, MEVROUW MR. N.S. VAN DER RASSEL, heeft IR. P. VAN DER WEIJDEN en MEVROUW DRS. E.I.V. SCHERMANN, beiden lid van deze commissie, aangewezen om met haar het onderhavige geschil te beslechten. Bij e-mail van 16 oktober 2018 is daarvan mededeling gedaan aan partijen.

DE PROCEDURE

2. Het verloop van de procedure blijkt uit:

  • de e-mail van eiser van 30 september 2018 met als bijlage een ‘verzoekschrift’ met bijlagen;
  • de e-mail van de geschillencommissie van 1 oktober 2018 aan eiser, waarbij de ontvangst van voornoemde e-mail met bijlagen wordt bevestigd. Ook wordt – voor een goede beoordeling van het geschil – aan eiser verzocht de commissie te berichten door wie het document “C.” is opgesteld en van wie de zwarte en de rode tekst in het document “D.” afkomstig is. Tot slot is – onder verwijzing naar artikel 19 van het huishoudelijk reglement van de NVBH – verzocht om overmaking van de aanvraagkosten van € 80,00 voor de behandeling van het geschil;
  • de e-mail van eiser van 1 oktober 2019, houdende een reactie op de e-mail van de geschillencommissie van 1 oktober 2018;
  • de e-mail van de geschillencommissie van 2 oktober 2018 aan verweerder waarbij is meegedeeld dat de aanvraagkosten zijn ontvangen en waarbij verweerder in de gelegenheid wordt gesteld verweer te voeren op de e-mails van eiser van 30 september en 1 oktober 2018 per 16 oktober 2018;
  • de e-mail van verweerder van 14 oktober 2018 met als bijlage een verweerschrift met producties en bijlagen.

3. Van de inhoud van de hiervoor genoemde correspondentie is de wederpartij telkens op de hoogte gebracht.

4. De mondelinge behandeling van dit geschil is gehouden op 2 januari 2019.

DE GRONDEN VAN DE BESLISSING
de feiten

5. Tussen partijen staat het volgende vast:

a. Eiser heeft deelgenomen aan het FMBB Wereldkampioenschap Agility;
b. Ten behoeve van het FMBB Wereldkampioenschap Agility is een protocol opgesteld, dat door alle deelnemers van het door de NVBH uitgezonden team en dus ook door eiser is ondertekend;
c. In voornoemd protocol staat, voor zover hier van belang:

“Artikel 1
Deelnemers aan het FMBB WK Agility zijn zich bewust van hun bijzondere status binnen de sport. Het gedrag op selectiewedstrijden, evenals tijdens het WK dient een voorbeeld te zijn voor het functioneren in de agility. Het gedrag naar zijn/haar hond dient te allen tijde correct te zijn.
Artikel 2
Deelnemers aan het FMBB WK Agility zijn zich er eveneens van bewust dat men de NVBH en Nederland mag vertegenwoordigen en gedragen zich dienovereenkomstig.
Artikel 3
Deelnemers aan het FMBB WK Agility maken deel uit van het Nederlandse team (verder aan te duiden als “het team”); men dient zich dan ook te-genover teamgenoten en coaches collegiaal en respectvol te gedragen. De door de agilitycommissie van de NVBH aangewezen coaches maken vanaf het moment dat het team bekend is deel uit van dit team.
Artikel 7
De coach is eveneens gerechtigd om TIJDENS het FMBB WK Agility een lid van het team uit te sluiten van (verdere) deelname aan het FMBB WK Agility indien het betreffende lid zich tijdens het FMBB WK Agility misdraagt, e.e.a. ter beoordeling aan de coach, waarbij het zich niet correct gedragen richting zijn/haar hond en/of zijn/haar teamgenoten en/of de (assistent)coach, evenals overmatig drankgebruik voorbeelden van misdragingen zijn die tot uitsluiting van verdere deelname zullen leiden.”
d. Op zaterdag heeft de heer F. bij de assistent coach geklaagd over het gedrag van eiser richting zijn hond tijdens het inspringen voor de wedstrijd;
e. De coach en de assistent coach hebben eiser vervolgens een waarschuwing voor zijn gedrag gegeven;
f. Op 27 september 2018 heeft verweerder een brief aan eiser gestuurd met de volgende inhoud:
”Verweerder heeft naar aanleiding van een reguliere evaluatie van het Wereldkampioenschap kennis genomen van een incident waarbij u betrokken was.
Verweerder heeft in de afgelopen periode navraag gedaan bij deelnemers, toeschouwers, agilitycommissie en coaches van dit evenement om een voorlopig oordeel te kunnen vormen van de feiten. Daarbij heeft verweerder 2 schriftelijke verklaringen van ooggetuigen ontvangen. Tevens hebt u op verzoek van verweerder 11 september 2018 uw zienswijze aan verweerder doen toekomen.
Uit de bovenvermelde – schriftelijke – verklaringen en uw reactie zijn voor verweerder de volgende feiten komen vast te staan.
Op […] was u met uw hond aanwezig op het inspringveld, toen een ander deel van Team NL officieel mocht trainen. U was daarna aan de beurt. Het inspringveld was een klein veldje met twee sprongen. Uw hond gooide beide latten eraf. Vervolgens pakte u een van de latten op en wierp deze onderhands richting uw hond. U hebt de hond daarbij niet geraakt. U legde de latten terug en liet uw hond opnieuw springen, waarbij er wederom een lat viel. U pakte deze lat op en maakte een onderhandse slaande beweging met de lat richting uw hond. U raakte de hond niet, maar u dreigde wel.
Uit de combinatie van verklaringen vanuit de coaches en uw reactie, concludeert verweerder, dat de coach tegen u een berisping c.q. waarschuwing heeft uitgesproken, nadat zij op de hoogte was gesteld van uw gedrag tegen uw hond.
Een berisping/waarschuwing is echter geen arbitraire maatregel die gebaseerd is op het Protocol. Slechts de maatregel van “uitsluiting” is mogelijk op grond van genoemd protocol.
Verweerder constateert echter, dat u zich wel degelijk schuldig hebt gemaakt aan “hard handling” en dat is een overtreding van artikel 7 van het hiervoor genoemde Protocol dat van toepassing was op de deelnemers van het bewuste evenement en welk protocol ook door u als deelnemer is ondertekend.
Nu de coach tegen u geen formele maatregel op basis van genoemd protocol heeft genomen, heeft verweerder besloten zelf gebruik te maken van zijn autonome bevoegdheid een maatregel jegens u te nemen op basis van genoemd protocol en met inachtneming van artikel 25 van het Huishoudelijk Reglement van de NVBH.
Binnen de NVBH wordt hard handling als een zeer ernstig feit aangemerkt en verweerder wenst dan ook op te treden bij een dergelijk ontoelaatbaar gedrag jegens de hond.
Besluit
Verweerder besluit jegens u de maatregel te treffen van uitsluiting van deelname aan het [volgende] Wereldkampioenschap.
[…]”.

het geschil

6. Eiser voert aan dat hij op […], tijdens het inspringen, nadat zijn hond latten van de sprong had gegooid, de hond een waarschuwing heeft gegeven door met de lat naar hem te wijzen. Vervolgens heeft eiser, zo stelt hij, de lat terug gelegd op de sprong. Deze handeling is onderdeel van een trainingsmethode, aldus eiser.

7. Eiser stelt dat geen sprake is van hard handling. Eiser verzoekt de commissie, zo heeft hij desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling verklaard, de maatregel van verweerder: uitsluiting van deelname aan het [volgende] wereldkampioenschap FMBB Agility wegens hard handling, ongedaan te maken.

8. Verweerder voert aan dat hij naar aanleiding van een reguliere evaluatie van het FMBB Wereldkampioenschap Agility, kennis heeft genomen van het incident waarbij eiser betrokken was. Verweerder heeft vervolgens, zo stelt hij, navraag gedaan bij deelnemers, toeschouwers, de agilitycommissie en de coaches van het WK team. Ook heeft verweerder eiser gehoord. Verweerder heeft twee schriftelijke verklaringen ontvangen van ooggetuigen, F. en G..

9. Verweerder is van mening dat aan de hand van genoemde verklaringen duidelijk is dat eiser zich schuldig heeft gemaakt aan hard handling. Dat is een overtreding van artikel 7 van het van toepassing zijnde Protocol FMBB Wereldkampioenschap Agility (niet correct gedragen richting de hond), aldus verweerder.

10. Nu de coach van het WK team tegen eiser geen formele maatregel op basis van genoemd protocol heeft genomen, heeft verweerder, zo voert hij aan, besloten zelf gebruik te maken van zijn autonome bevoegdheid een maatregel jegens eiser te nemen op basis van dat protocol en met inachtneming van artikel 25 van het Huishoudelijk Reglement van de NVBH.

11. Verweerder stelt dat hij de maatregel van uitsluiting van deelname aan het [volgende] Wereldkampioenschap FMBB Agility in de gegeven omstandigheden in redelijkheid heeft kunnen nemen. Er heeft een diepgravend en zorgvuldig feitenonderzoek plaatsgevonden, er heeft hoor en wederhoor plaatsgevonden en de twee getuigen van hard handling hebben hun duidelijke verklaringen schriftelijk aan verweerder doen toekomen, aldus verweerder. Verweerder stelt dat het bij alle betrokkenen bekend is dat hard handling als een zeer ernstig feit wordt aangemerkt door verweerder, de wedstrijdcommissies en de leden van de vereniging. Verweerder besloot dan ook, zo voert hij aan, alsnog op te treden jegens eiser, nadat dat door de coach direct na het plegen van het feit was nagelaten.

12. Verweerder concludeert tot afwijzing van de vordering.

de beoordeling van het geschil

13. Allereerst merkt de commissie op dat zij zich, op grond van de mondeling en schriftelijk gegeven verklaringen en de toelichtingen ter zitting, niet aan de indruk kan onttrekken dat de sfeer binnen het WK team zeker niet optimaal is geweest. Zij acht het aannemelijk dat de onder de leden levende sentimenten hebben geleid tot een hoge mate van gevoeligheid over en weer waarbij de meningen en waarnemingen onbedoeld kunnen zijn verscherpt respectievelijk vertroebeld.

14. Daarnaast tekent de commissie aan dat de maatregel van uitsluiting van een wereldkampioenschap een zware maatregel is die niet licht genomen mag worden en onmiddellijk degelijk en nauwgezet onderzoek vereist. Naar mate de tijd verstrijkt wordt het lastiger om – voor zover dat al mogelijk is – objectieve verklaringen te verkrijgen. In dit geval is naar het oordeel van de commissie een te lange tijd verstreken tussen het vermeende incident en het onderzoek door verweerder. Zoals verweerder ter zitting heeft verklaard had hij al tijdens het WK kennis van het incident maar heeft hij desalniettemin gewacht tot de evaluatie.

15. Bovendien is de commissie gebleken dat de coach naast een waarschuwing aan eiser nog aan twee andere leden van het team een waarschuwing heeft gegeven. Niet duidelijk is waarom verweerder daarop geen actie heeft ondernomen, terwijl het, mede in het licht van de redactie van artikel 7 van het Protocol, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt in de aard en de ernst van de gedragingen, voor de hand had gelegen om alle waarschuwingen tegen het licht te houden.

16. De commissie stelt verder vast dat de twee afgelegde verklaringen van F. en G. niet met elkaar stroken en in het licht van de door eiser afgelegde verklaring over de door hem gehanteerde trainingswijze niet kunnen leiden tot de conclusie dat sprake is geweest van hard handling. Daarbij houdt de commissie in ogenschouw dat de coach op grond van haar bevindingen geen aanleiding vond om tot het nemen van deze zware maatregel over te gaan.

17. Alles overziende is de commissie van oordeel dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van hard handling. De door verweerder genomen maatregel moet dan ook ongedaan gemaakt worden.

de kosten

18. Nu eiser in het gelijk is gesteld, zullen de aanvraagkosten van € 80,00 aan hem worden teruggestort.

DE BESLISSING

De commissie, aldus beslist:

MAAKT de door verweerder op 27 september 2018 genomen maatregel tegen eiser ONGEDAAN.

Gewezen te Hoofddorp, 10 februari 2019

w.g. N.S. van der Rassel w.g. P. van der Weijden w.g. E.I.V. Schermann